Het belang van leren en werken wordt steeds nijpender. Als gevolg van de ontwikkeling van een dynamische kenniseconomie is het noodzakelijk om het kennisniveau van de werkenden op peil te houden via leren op het werk. Deze noodzaak wordt versterkt door de vergrijzing van de beroepsbevolking.Het kennisniveau van werkenden kan op peil worden gehouden door middel van scholing, dat wil zeggen cursussen en trainingen. Echter, niet alle werknemers investeren even veel in scholing. In verschillende empirische studies wordt bijvoorbeeld gewezen op het feit dat werknemers met een laag opleidingsniveau minder vaak aan formele training deelnemen dan hoog opgeleiden (zie Fouarge, Schils en de Grip, 2009). Dit is merkwaardig omdat de bereidheid door werkgevers om trainingsdeelname door laag-opgeleiden te financieren groot is (Maximiano en Oosterbeek, 2007). Maar scholing is natuurlijk niet de enige manier waarop kennis wordt vergaard. Leren door te doen wordt in de economische literatuur gezien als een belangrijke bron voor kennisontwikkeling (Arrow, 1962). Onderzoek door ROA heeft laten zien dat een belangrijk deel van de kennis via het informele leren wordt vergaard (Borghans, Golsteyn en de Grip, 2007). Jongeren blijken gemiddeld veertig procent van hun werktijd te besteden aan leerzame werkzaamheden. Hoewel dit percentage negatief gerelateerd is aan iemands leeftijd, is dit percentage voor mensen die de pensioensgerechtigde leeftijd naderen nog steeds gemiddeld 25. Hoewel er geen verschil blijkt te zijn tussen de procentuele tijd die vol- en deeltijders besteden aan het informele leren, is er wel degelijk een verschil in de factoren die van invloed zijn op het informele leren van deeltijders en voltijds werkenden (Nelen en de Grip, 2008). Voltijders worden vooral door feedback van hun leidinggevende op hun functioneren gestimuleerd om informeel te leren op hun werk. Bij deeltijders is dit niet het geval. Zij blijken alleen meer informeel te leren wanneer ze zelf een duidelijk beeld hebben van hun verdere loopbaan.